Inspinazie als hybride organisatie

Ik hoorde recent verschillende keren het woord “Hybride Organisatie” vallen met enkele voorbeelden en onmiddellijk dacht ik: “Dat is het. Inspinazie is een hybride organisatie.”
Zoals er momenteel naar verwezen wordt slaat het eerder op de combinatie van een publieke en private organisatie.
Ik zou het graag toepassen op de concepten “amateur” en “professioneel”. Of op de concepten “commercieel” en “kunstzinnig”, met daarbij de wens een aantal verkeerdelijk gepercipieerde tegenstellingen tussen de verschillende termen te zien verdwijnen.

“Zijn jullie een professionele groep?” vroeg een leerling van Inspinazie XS die op school de opdracht had gekregen naar drie “professionele theatervoorstellingen” te gaan kijken. “Absoluut!”, was mijn antwoord, maar ik voegde er wel aan toe dat hij best ook aan zijn leerkracht vroeg wat die bedoelde met “professioneel”. Want het blijkt dat professioneel in de kunsten ook soms betekent: gediplomeerd, of erkend door een of andere commissie van de overheid of structureel gesubsidieerd.

Een professionele voorstelling is voor mij simpelweg een voorstelling die zoveel kwaliteit heeft dat ze publiekswaardig is. Of acteurs daarvoor betaald worden of niet maakt mij niet uit. Dat, als ze betaald worden, dat gebeurt door overheidssubsidies of door een bedrijf ook niet. Dat een acteur wel of geen diploma heeft maakt me al helemaal niet uit.

Ik ben soms enorm verbaasd dat net in de kunstwereld – een wereld van open geesten – zoveel waarde gehecht wordt aan een diploma (want dat lijkt in de opdeling professioneel vs amateur een belangrijke rol te spelen). Ik doe daarbij geen afbreuk aan de klassieke opleidingen. Maar in een wereld met een steeds groter aanbod aan niet-formele opleidingen, waar in allerlei sectoren diploma’s an sich steeds minder zeggen en leren niet overal stopt na de studie maar inherent wordt aan organisaties,  is dat toch gek. Om nog maar te zwijgen van het feit dat je improvisatietheater (als podiumkunst!) vooralsnog niet eens kàn studeren in de formele opleidingen.

We pikten onlangs ook op dat een cultuurprogrammator ergens in het Vlaamsche land vond dat die Inspinazie niet kon programmeren omdat dat “die commerciële improgroep” is.
Daar ga ik dus heel hard van zuchten.

Het “Inspinazie-huis” herbergt twee organisaties.
Enerzijds een vzw, Tout-Court Improvisatietheater waarmee we improvisatietheater blijven exploreren en op de kaart zetten als podiumkunst. Door optredens, een eigen festival, bezoek en deelname aan andere festivals, lidmaatschap van het ITI, en een school voor kinderen en jongeren.
(www.inspinazietoutcourt.be en www.inspinaziexs.be )
Anderzijds een collectief van zelfstandigen, die er gaandeweg (en ondertussen al meer dan tien jaar voltijds) hun job van gemaakt hebben improvisatietheatervoorstellingen te spelen voor en in organisaties en bedrijven, en daarnaast trainingen begeleiden met de kracht van improvisatieprincipes naast de scène als thema.
(www.inspinazie.com)

Thomas Geusens van Streetwize en Mobile School, die we vorige week hoorden spreken, beschreef het zo: een hybride organisatie is zoals een hybride auto: het kan aangedreven worden vanuit verschillende energiebronnen.
Wij werken inderdaad vanuit verschillende drijfveren: artistiek, commercieel, maatschappelijk.
Uiteraard kunnen die drijfveren elkaar gaan tegenwerken. Integriteit is dan het sleutelwoord om daarmee om te gaan.
Per definitie stellen dat dit niet verenigbaar is zou immers maken dat vele deuren gesloten blijven. Voor ons én voor het publiek.
En dat zou zonde zijn. Doe mij maar hybride!