De change-hype relativeren

“Verandering is tegenwoordig de eerste & enige constante!”
We zijn onherroepelijk in een VUCA wereld beland!” (Met de V van volatiel, de U van onzeker (uncertain), de C van complex en de A van ambigu. Tja, VOCA dat klinkt toch niet.)
Mensen moeten accepteren dat verandertrajecten niet meer eenmalig zijn en lijnrecht van A naar B gaan, we moeten hen meekrijgen in een grotere flexibiliteit!”

Dit soort uitspraken is alomtegenwoordig in organisatiemiddens. Wij hebben met Inspinazie vaak met deze materie te maken omdat improvisatie er een mooi antwoord op is, met principes als:
– het niet-weten omarmen.
– de brug bouwen terwijl je erover loopt.
– “agility”, “resilience”, “presencing”,.. al die mooie woorden waar je schijnbaar nooit een perfecte vertaling voor vindt.

Waar ik me steeds meer vragen bij stel, is bij de precieze formulering van bovenstaande premisses. De technologische sprongen van de afgelopen decennia zijn duizelingwekkend. De klimaatkwestie is niet te ontkennen en zet overal grote vraag- en uitroeptekens. Dat klopt. Maar betekent dat dat alles eerder écht zo stabiel was? En voor wie?

Zou het niet eerder zo zijn dat we stilaan slechts de ILLUSIE van een “niet-vuca wereld” met zekere jobs en een maakbaar geluk verlaten? Dat bureaucratieën en strakke procedures zelf op hun einde gekomen zijn? En niet zozeer omdat de contexten veranderen, maar omdat mensen veranderen? We zijn  toch nog niet aan het einde van onze eigen evolutie gekomen? Daar wordt in eerste instantie weinig expliciet naar gekeken toch? Ik vraag me vaak af wat binnen vijfhonderd (of vijfduizend?) jaar het volgende beeldje zal zijn op deze tekening. Er bestaan allerlei grapjes over, maar echt? Wat is er veranderd sinds we zijn recht gestaan? Gaan we blijven zware oorlogen voeren over landsgrenzen en in de keuken, of toch niet?

scientific_education_evolutionary_biology_152

Cubrix vertelt ons over de verschuiving binnen organisaties van het paradigma van beheersing & controle naar dat van verbondenheid.
Appreciative Inquiry duidt hoe essentiële zaken op de werkvloer zich tussen neuzen afspelen en niet tussen de oren.
Theory U handelt over het belang van bewustzijn van de delen van een systeem.
Coaches van individuen en teams willen het, ook op het werk, steeds meer eerder hebben over waarom je iets doet en wie je bent, dan over wat je doet en hoe.
Dat is allemaal ook weer niets nieuw, want bijvoorbeeld de katharen wisten het ook. Jezus en Boeddha toonden het reeds. Maar wat zijn wij mensen trage beesten.. En hoe stérk is het systeem dat enkelingen opzweept in hun hang naar decadente rijkdom en persoonlijke macht.

En de mensen ondertussen… die branden massaal op in milieus die aan die “andere” zaken geen ruimte geven. Hoe duidelijker kan het zijn. Ook daar ben ik benieuwd naar: hoe zal men later in de geschiedenisboeken spreken over het fenomeen van stress en de collectieve burn-outs?
Ik hoop.. als een écht kantelmoment.
(Het soort hoop dat je gewoon moét hebben als je kinderen op deze wereld hebt gezet en niet elke nacht wil wakker liggen.)

Het maakt wel degelijk uit hoe je die kwesties verwoordt. Omdat je antwoorden dan anders zijn. Ook in ons werk, in de manier waarop wij improvisatieprincipes delen. Voor je het weet schep je anders bij werknemers de indruk dat ze door wat sneller en gewiekster te zijn de boeltjes kunnen blijven controleren. Terwijl ze zelf uiteindelijk in de wurggreep van een bovenliggende organisatielaag gekneld blijven.

Diana Evers spreekt morgen tijdens het Mediv-congres (tweejaarlijks congres over mediation) over “het laatste taboe”: de rol van liefde, empathie en verbondenheid in bemiddelingen.
Dat ze een lans mag breken, ook voor andere domeinen.

Verbondenheid is een prachtig begrip. Bijna twintig jaar geleden, toen ik nog met een derdegraadsgroep in een basisschool werkte, hing er een affiche in mijn klas waar dat woord in het groot op stond. Van het CEGO (Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs). Ik weet nog hoe collega Mieke zei: dàt is het, daar gaat het de komende tijden over gaan in onderwijs. Het is in die richting gegaan, maar nog behoorlijk ondergesneeuwd. Onder meer individualistisch getinte concepten als welbevinden en betrokkenheid. Onder campagnes met antipest-liedjes en talentenkaarten. Het mag eens gaan dooien.

Het maakt wel degelijk uit hoe je de kwesties verwoordt. En het is ook degelijk niet vanzelfsprekend. Daarom vind ik het woord “taboe” in de titel van het Mediv-congres zo treffend.

Zie je ons al gaan, tijdens een briefing bij een klant, heel letterlijk:

“Improvisatie-oefeningen versterken de verbondenheid onder collega’s. En ze doen mensen stilstaan bij wat er werkelijk toe doet. Ze laten je – in the end – stilstaan bij de vraag hoe graag je de mensen ziet die voor en met je werken. Of je hen werkelijke waard-eert. Bij wat jouw rol is in het geheel op deze werkvloer en of je daar vrede mee hebt. Oh, en of je product of dienst in haar huidige vorm een verhaal waard is. Of dat er daar werk aan de winkel is. Want een sterk verhaal, kan je alleen met je hart vertellen.  Zo gaat dat met improvisatietheater.”

Want misschien zijn dit soort zaken eerder de premisses:

Financiële winst is lineair en eindig. Iemand en iets wordt érgens uitgeput.
Sterk management bestaat minstens voor de helft uit non-management.
Aandacht en bewustzijn zijn onmiskenbaar aan het groeien in mensen en groepen.

IMG_9849