Er mogen zijn voor de ander is ook deel van zelfzorg.

Ik las bij het ontbijt de laatste blog van Saskia Van Nieuwenhove. Blogs van SVN maken mijn ontbijt niet aangenamer, maar ze maken me wel wakkerder dan koffie dat kan. In haar blog fulmineert ze tegen het zelfredzaamheidbetoog van Duhal Zemir. Ze beschrijft de kilheid in de hulpverlening in vergelijking met vroeger. Ik lees over een verplichte cursus “professionele afstand” en verslik me in mijn koffie. Ik ken het thema uiteraard, het gaat er steeds over in zorgopleidingen, waar we regelmatig werken. Het is een van de grootste hindernissen waar stagiairs tegenaan lopen, de balans tussen afstand en nabijheid, en dan vooral het feit dat hun begeleiders daar zelf niet helder over zijn. Steevast krijgen ze tijdens hun eerste stage te horen dat ze te familiair zijn naar zorvragers en collega’s toe, om vervolgens na stage 2 te horen dat ze te weinig gewoon durven zeggen en vragen.

Maar ik wist niet dat het een hele cursus op zich is. Ik herinner me wel ineens een vraag laatst uit de thuiszorg. Wij hebben met Inspinazie Nue een voorstelling voor hulp- en zorgverleners die gaat over warme zorg, waarin het gaat over zelfzorg én over zorg-met-aandacht. De thuishulporganisatie wimpelde ons voorstel af, omdat het management in 2017 volop wilde inzetten op zelfzorg, niet op “dat ander stuk in onze voorstelling”. Die twee gaan niet samen, zei men ook. En wij weigeren enkel over zelfzorg te spelen. Omdat we geloven dat die twee wél samengaan, samenhóren zelfs. Als je niet als mens in verbinding kan of mag gaan op je werk, raak je verward en vervreemd van je werk en van jezelf. Erg zelfzorgend is dat niet. Natuurlijk zien we ook de overbelasting in de zorg, de massale burn-outs overal, het typische redderssyndroom in de hulpverlening, en is dit wellicht een reden om zich terug te plooien op zelfzorg in de engere betekenis van het woord. Maar er wordt wel een groot kind met het badwater weggegooid zo, waar beide partijen slechter van worden.
In elke communicatietraining valt immers op dat mensen op het werk – zowat in elke soort job – ontdekken dat een grote sleutel ligt in die vastgeroeste professionele afstandsmaskers afzetten.
We doen oefeningen waarbij mensen leren meer responsief (vanuit hun wil of wens), in plaats van reactief (vanuit een al dan niet vervormde angst) in interactie te gaan met de ander. Dit zijn oefeningen die improvisatieacteurs gebruiken om sterk bewust te worden van de motieven en intenties van hun personage, om zo tot authentiek spel te komen. In “echte” situaties leggen deze oefeningen feilloos bloot hoe je op tafel krijgt wat  (tot dan toe) onzichtbaar speelde en zaken blokkeerde. Tussen twee collega’s, in een team, tussen afdelingen,… Keer op keer stellen mensen vast dat dat op zich niet (altijd) zo moeilijk is. Dat het vooral vraagt vlotter los te komen van de “professionele rol”. Zodat je naar je overste toe op je strepen kan staan. Zodat je als teamleider je teleurstelling mag tonen. Zodat je een cliënt vanuit je hart kan troosten. Zodat je sterkere menselijke verbindingen kan maken. Net in verbinding met de ander zorg je voor jezelf.

Ik google het eens, die “cursus professionele afstand”. Mijn oog valt op wat anders en stemt me hoopvol: een congres over professionele nabijheid.
“Het “er zijn” voor je cliënt is de laatste tijd ook weer terug te zien in verschillende hulpverleningsmethoden, zoals bijvoorbeeld de presentietheorie. Naast de persoon gaan staan en doen wat nodig is, is helemaal terug van weggeweest. Daarvoor is het van belang dat je de ingang zoekt in de omgang met deze mensen.”
Een slinger die op zijn uiterste zit en aan terugkeer toe is?
Professionele afstand. Professionele nabijheid. Laat ons allemaal vooral mens-zijn in onze jobs.